De man veroorzaakte op 11 maart 2018 als automobilist een verkeersongeluk. Hij reed ’s avonds achteruit een uitrit af en zag daarbij een voetganger - die achter zijn auto liep - over het hoofd. Het was op dat moment al donker. De voetganger viel door de botsing en liep daarbij onder andere een schedelbreuk op.

Volgens de rechtbank is het aan de man te wijten dat het verkeersongeval heeft plaatsgevonden. Als de man goed in zijn spiegels en achterom had gekeken, had hij de voetganger wel kunnen zien. Daarnaast was de man onder invloed van alcohol. Omdat hij vertelde de avond ervoor cannabis te hebben gebruikt en medicatie tegen psychoses te slikken, werd hem bevolen mee te werken aan een bloedonderzoek. De man was verplicht aan dit onderzoek mee te werken, maar weigerde dit zonder dat hij daarvoor een goede reden had.

De rechtbank houdt bij het opleggen van de straf rekening dat het een zeer ernstige zaak is en dat het verkeersongeval ingrijpende gevolgen voor het slachtoffer heeft gehad. Uitgangspunt bij dit soort zaken is een gevangenisstraf van enkele maanden en een lange onvoorwaardelijke rijontzegging.

Sinds het verkeersongeval is echter veel tijd verstreken. Daarnaast betuigde de man spijt. Hij is begaan met het slachtoffer en heeft nog meerdere keren contact met het slachtoffer gehad. Bovendien is het rijbewijs van de man na het ongeval al langere tijd ingenomen geweest. De rechtbank volstaat daarom met een forse werkstraf van 180 uur en een geheel voorwaardelijke rijontzegging van 24 maanden als stok achter de deur. De opgelegde straf wijkt af van de eis van de officier van justitie die een werkstraf van 200 uur en een onvoorwaardelijke rijontzegging van 24 maanden had geëist.