De rechtbank legt aan de man een celstraf op van 20 maanden - met aftrek van de tijd die hij al in voorlopige hechtenis doorgebracht - waarvan 6 maanden voorwaardelijk. De rechtbank wijkt daarmee af van de eis van de officier van justitie. De reden daarvan is dat de rechtbank, in tegenstelling tot de officier van justitie, niet uitgaat van dealen voor een periode van 9 maanden. Dit was overigens ook niet ten laste gelegd. De rechtbank ziet wel de onderlinge samenhang met de andere verdenkingen tegen de man, maar beoordeelt de feiten op zichzelf.