De rechtbank vindt echter het opleggen van tbs met dwangverpleging niet in verhouding staan. De rechtbank vindt twee bedreigingen en belaging bewezen en deze waren altijd mondeling of schriftelijk van aard. Deze delicten zijn daarmee niet van zo'n aard dat zij het opleggen van de ingrijpende maatregel van tbs met dwangverpleging rechtvaardigen. Het staat vast dat de man hulp nodig heeft, maar omdat niet is voldaan aan het proportionaliteitsbeginsel kan deze hulp niet via de tbs met dwangverpleging aan de man worden geboden. Een voorwaardelijk kader is volgens de rechtbank – kijkend naar de adviezen - niet zinvol. De man zal hier namelijk niet aan meewerken. Een (ambtshalve opgelegde) zorgmachtiging vindt de rechtbank in dit geval ook niet geïndiceerd, kijkend de adviezen van de deskundigen. Er kan dan ook niet anders dan een 'kale' gevangenisstraf worden opgelegd. De rechtbank vindt in dit geval een gevangenisstraf van 4 maanden passend.
De rechtbank is zich ervan bewust dat het hoge herhalingsgevaar met deze straf niet wordt verminderd en de man mogelijk zal doorgaan met het plegen van soortgelijke feiten. Het (straf)recht biedt in dit geval echter geen mogelijkheden waarbinnen de man gedwongen geholpen kan worden en waarbij zowel aandacht is voor het verlagen van het herhalingsgevaar als waar behandeling plaatsvindt.