De Rotterdammers zouden op 25 februari 2019 een ripdeal hebben gepleegd in een woning in Arnhem. Ook worden zij verdacht van poging doodslag van de bewoner van die woning. Tijdens het politieonderzoek beriepen beide verdachten zich op hun zwijgrecht.

Tijdens de terechtzitting van 20 mei 2020 verklaarde de 29-jarige Rotterdammer dat het vuurwapen waarmee 1 of meer kogels zijn afgevuurd van het slachtoffer is. Zijn verklaring wordt volgens zijn raadsman bevestigd doordat op het derde patroon in de patroonhouder DNA van het slachtoffer is aangetroffen.

De rechtbank oordeelt dat nader forensisch onderzoek moet plaatsvinden met betrekking tot het aangetroffen DNA van het slachtoffer op 1 van de patronen in de patroonhouder.

De 28-jarige Rotterdammer ontkende tijdens de zitting dat hij 1 van de daders is. Hij verklaarde verder dat hij zowel zijn medeverdachte als het slachtoffer - die ook bij de zitting waren -  niet kent.
De rechtbank oordeelt dat het slachtoffer als getuige gehoord moet worden door de rechter-commissaris over zijn DNA dat op het patroon in de patroonhouder is aangetroffen. Verder moet hij worden gehoord over de herkenning van de 28-jarige Rotterdammer en over de ter zitting afgelegde verklaring van de 29-jarige Rotterdammer.

Verder draagt de rechtbank de officier van justitie op om een aanvullend proces-verbaal op te laten stellen over de vraag welke mogelijke handelingen door de politie zijn verricht met betrekking tot de patroonhouder. Daarnaast moet de officier van justitie zich buigen over de vraag of een confrontatie van het slachtoffer met - een foto van - de 28-jarige Rotterdammer heeft plaatsgevonden en over de vraag of het bij de politie bekend is of beide verdachten eerder contact met elkaar hebben gehad.

De zaak wordt op een nader te bepalen tijdstip voortgezet.