In dit kortgeding blijkt dus niet dat een beroep op het speelrecht betekent dat Stadion Arnhem of de Exploitatiemaatschappij verplicht is om Vitesse het stadion te laten gebruiken per 1 oktober 2023 tegen een ‘marktconforme prijs’, zoals Vitesse meent. Er is dus ook geen reden om Vitesse het stadion tijdens de nog lopende bodemprocedure of in elk geval volgend voetbalseizoen te laten gebruiken. Het afwegen van de belangen van beide partijen brengt de voorzieningenrechter niet tot een ander oordeel.
Het is begrijpelijk dat voor Vitesse de tijd dringt, maar dat heeft zij aan zichzelf te wijten. Dat Vitesse op korte termijn bij de KNVB moet aantonen dat zij voor het volgende voetbalseizoen een stadion heeft, betekent niet dat Stadion Arnhem en Exploitatiemaatschappij Gelredome moeten worden gedwongen om met Vitesse afspraken te maken voor de duur van 1 seizoen, terwijl zij graag een overeenkomst willen voor langere termijn. Het staat partijen vrij om nu nog verder te onderhandelen.