Op camerabeelden was te zien dat het trio op 2 februari 2025 in het holst van de nacht gezamenlijk arriveerde in het centrum van Druten. Daar verkenden de mannen enige tijd de omgeving van de schoenenwinkel. Vervolgens gingen zij gezamenlijk in de richting van de winkel waarop één van de mannen de ruit van de winkel ingooide. Een andere man gooide een brandend voorwerp door de gebroken ruit naar binnen, waardoor direct een felle, uitslaande brand ontstond. De derde man bleef op straat staan en filmde de handelingen van zijn mededaders. Door de brand ontstond levensgevaar voor de omwonenden van de winkel. Zo moesten zij worden geëvacueerd en zichzelf en anderen in veiligheid brengen. De schade was enorm.  

De mannen ontkennen alle drie dat zij betrokken waren bij de brandstichting. Volgens de rechtbank kan op basis van onder meer DNA-sporen en zendmastgegevens wettig en overtuigend bewezen worden dat de verdachten de drie mannen zijn die op de beelden te zien zijn. 

De rechtbank oordeelt dat uit deze beelden blijkt dat de mannen niet toevallig in Druten aanwezig waren en dat sprake was van een vooropgezet plan. Volgens de rechtbank brachten de mannen daarmee de levens van de omwonenden van de winkel - die thuis lagen te slapen - in gevaar. Dat alle omwonenden tijdig zijn geëvacueerd, lijkt met name te danken te zijn geweest aan een nog wakkere en oplettende bewoner van één van de appartementen die zichzelf en anderen in veiligheid wist te brengen en door het kordate optreden van hulpverleners. De omvang van de schade en het leed van de slachtoffers is enorm. De rechtbank rekent het de mannen zwaar aan dat zij zich op geen enkele wijze om de levens, woningen, winkels en spullen van anderen hebben bekommerd. Ook later namen zij op geen enkele wijze verantwoordelijkheid voor hun daden en de gevolgen daarvan dan wel voor het feit dat deze gevolgen nog veel erger hadden kunnen zijn. 

De celstraffen die de rechtbank oplegt zijn gelijk aan de eis van de officier van justitie. 

Tot slot moeten de mannen de schade vergoeden aan de gedupeerden. Het gaat hier om een bedrag van in totaal bijna 177 duizend euro. De rechtbank verklaart een aantal vorderingen tot schadevergoeding niet-ontvankelijk vanwege de complexiteit en het late indienmoment van de vorderingen. Deze gedupeerden kunnen nog wel naar de burgerlijke rechter om aanspraak te maken op een schadevergoeding.