Normaal gesproken hebben veroordeelden het recht om na twee derde van hun straf voorwaardelijk in vrijheid te worden gesteld. Toch kan de rechtbank, op vordering van de officier van justitie, beslissen deze voorwaardelijke invrijheidstelling achterwege te laten. Dit kan onder meer als de veroordeelde zich - terwijl hij zijn straf nog uitzit - ernstig misdraagt. Van zo’n ernstige misdraging kan sprake zijn als er een stevige verdenking bestaat, dat noemt de rechtbank ‘ernstige bezwaren’, dat de veroordeelde een nieuw misdrijf heeft gepleegd.