Vanwege het coronavirus kon geen fysieke zitting plaatsvinden. Het rechtbankbestuur besloot - in lijn met de door de Rechtspraak landelijk geformuleerde uitgangspunten en de maatregelen van het RIVM - in het belang van de gezondheid van de procespartijen en medewerkers om zo min mogelijk fysieke zittingen te laten plaatsvinden.

Een deel van de verdachten uit het onderzoek Grant zit in voorlopige hechtenis. De officier van justitie en de advocaten hebben uitgebreid de gelegenheid gekregen om hun standpunten over de voorlopige hechtenis van deze verdachten schriftelijk kenbaar te maken aan de rechtbank. Vervolgens zijn de rechters die deze zaken behandelen in een gezamenlijk overleg (op afstand, via een eigen beveiligde videoverbinding) tot beslissingen gekomen.

De advocaten van de verdachten hebben verzocht om opheffing (beëindiging), dan wel schorsing (onderbreking onder voorwaarden) van de voorlopige hechtenis. De gevolgen van het coronavirus speelden bij deze verzoeken vaak mede een rol. De rechtbank heeft alle verzoeken afgewezen. De verdachten blijven dus voorlopig vastzitten.

De rechtbank heeft, op verzoek van de advocaten, ook besloten dat er nog een extra getuige gehoord moet worden.

Andere verzoeken om nog meer getuigen te horen werden afgewezen.

De inhoudelijke behandeling van de zaken staat gepland op een aantal dagen eind mei/begin juni 2020. De rechtbank streeft ernaar om deze inhoudelijke behandeling door te laten gaan.

De afgelopen weken deed de rechtbank een aantal rechtszaken op afstand en met behulp van digitale voorzieningen. Rechtszaken werden behandeld door middel van mail, telefoon, Skype en videoconferentie. De rechtbank breidt het aantal zaken verder uit.