De man kwam op 21 februari 2020 voorwaardelijk vrij. Het strafrestant bedroeg op dat moment 2.494 dagen. De officier van justitie vond dat de man de bij de voorwaardelijke invrijheidsstelling gestelde voorwaarden overtrad. Daarom vorderde de officier van justitie de herroeping van de voorwaardelijk invrijheidsstelling voor 1 jaar. 

Volgens de rechtbank werkte de man op essentiële onderdelen niet mee aan het op goede gronden noodzakelijk geachte re-integratietraject. Er zijn toentertijd bij de strafzaak ernstige psychische problemen vastgesteld. Deze problemen zijn bij een recenter onderzoek bevestigd. Tijdens de strafzaak rondom de bewezenverklaarde moord bleek de man toen in staat tot zeer gewelddadig, bruut en gewetenloos handelen.

Volgens de rechtbank is behandeling daarom noodzakelijk, maar de man kiest er iedere keer voor zijn eigen gang te gaan. Daarbij blijft hij hangen in hem vermeend aangedaan onrecht. De man heeft meer dan voldoende mogelijkheden gehad zijn VI-traject vorm te geven en voort te zetten, maar heeft er kennelijk welbewust voor gekozen niet mee te werken. Daarbij nam hij het risico van hervatting van de detentie op de koop toe. 

De rechtbank oordeelt dat de man de aan de voorwaardelijke invrijheidstelling verbonden voorwaarden niet heeft nageleefd en wijst de vordering toe. Dit betekent dat veroordeelde voor 1 jaar terug moet naar de gevangenis.