De man uit Babberich werd ervan verdacht dat hij militaire goederen kocht van een militair, terwijl hij had moeten weten dat deze van diefstal afkomstig waren. Voor een aantal van die militaire goederen ontbreekt echter het bewijs dat de man wist of had moeten weten dat deze goederen afkomstig waren van diefstal. Zo stonden de goederen niet als gestolen geregistreerd. De prijs die de man betaalde voor de goederen vindt de rechtbank reëel, nu het om tweedehands artikelen gaat en de man als handelaar de goederen in zijn winkel met een winstmarge moet kunnen verkopen. Ten aanzien van de in de tenlastelegging genoemde ballistische helmen ontbreekt het bewijs, dat de man deze ook werkelijk in zijn bezit had.
Daarnaast werd de man ervan verdacht dat hij als handelaar spullen opkocht van een verkoper waarvan hij de persoonsgegevens niet volledig had genoteerd. Hiervoor biedt het procesdossier onvoldoende aanknopingspunten. Daar komt bij dat de man de gegevens van de verkoper wel noteerde, dat het adres onjuist was, kon hij niet weten.
De rechtbank spreekt de man dan ook vrij voor beide aanklachten.