De 21-jarige vrouw werd medio mei 2020 door een vriendin - het latere slachtoffer - benaderd. Het slachtoffer was toen nog minderjarig en wist dat de 21-jarige vrouw in de prostitutie werkte.  Het slachtoffer vroeg aan haar of ze werk voor haar had. De 21-jarige vrouw nam het slachtoffer in de daaropvolgende dagen mee naar hotels in Den Haag en Almere. Het slachtoffer had in die hotels tegen betaling seks. De 21-jarige vrouw gaf het slachtoffer uitleg hoe ze het moest doen.

Na een paar dagen gingen de 21-jarige vrouw en het slachtoffer naar Apeldoorn. De 21-jarige vrouw had via internet contact gelegd met de 36-jarige vrouw uit Apeldoorn die ruimte aanbood. Deze vrouw bood ook aan om de contacten met (potentiële) klanten te onderhouden. De vrouw werd bij deze werkzaamheden geholpen door de 53-jarige vrouw uit Apeldoorn. De 36-jarige vrouw haalde samen met de 53-jarige vrouw de 21-jarige vrouw en het slachtoffer bij het station op en bracht ze vervolgens naar de woning van de 29-jarige man. De man wist dat zijn woning zou worden gebruikt voor prostitutie. Het slachtoffer had een intakegesprek. Met de 21-jarige vrouw zijn afspraken gemaakt over de prostitutiewerkzaamheden, waarbij het slachtoffer aanwezig was. Het slachtoffer sloot zich bij die afspraken aan.  Het slachtoffer prostitueerde zich vervolgens 2 dagen lang in die woning.

Door hun handelen brachten de 3 vrouwen en de man het minderjarige slachtoffer ertoe zich voor prostitutie beschikbaar te stellen. Daarmee maakten zij zich schuldig aan een vorm van mensenhandel. De rechtbank oordeelt dat de 36-jarige vrouw niet betrokken was bij de mensenhandel in de hotels. Ten aanzien van de mensenhandel in de woning in Apeldoorn is sprake van medeplegen.

De rechtbank houdt bij de strafoplegging onder meer rekening gehouden met de straffen die aan de medeverdachten zijn opgelegd. De rechtbank legt de 36-jarige vrouw een gevangenisstraf op van 180 dagen met aftrek van het voorarrest. De resterende duur van de gevangenisstraf legt de rechtbank als voorwaardelijke straf op met een proeftijd van 3 jaar. Daarbij moet de vrouw een taakstraf van 240 uur uitvoeren.

Tot slot beslist de rechtbank dat de vrouw samen met de medeverdachten een schadevergoeding van 2.662 euro aan het slachtoffer moet betalen. Ook moeten zij en de medeverdachten de proceskosten van het slachtoffer betalen.