De rechtbank realiseert zich dat het lastig is om een straf te bepalen voor aanrijdingen met fatale gevolgen. Dat komt in de eerste plaats omdat de vrouw niet wordt gestraft omdat zij dit ongeval gewild heeft. Ze wordt gestraft omdat het ongeval aan haar schuld te wijten is. Volgens de rechtbank had de vrouw beter moeten opletten en – gezien het feit dat zij op een voor haar onbekende weg reed – extra goed moeten letten op de verkeerssituatie.
Bij het opleggen van de straf kijkt de rechtbank naar straffen in vergelijkbare zaken. Daarbij houdt de rechtbank er rekening mee dat de vrouw nooit eerder is veroordeeld voor een verkeersovertreding en dat zij ook gebukt gaat onder het overlijden van het slachtoffer. Ze betuigde spijt en is normaal gesproken een voorzichtige bestuurder. De rechtbank legt daarom aan de vrouw een taakstraf van 120 uur op en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor een jaar. De straf valt daarmee anders uit dan de door de officier van justitie geëiste werkstraf van 240 uur. Dit komt omdat de rechtbank meer rekening houdt met de lage kans op herhaling en het schuldbesef van de vrouw.