De rechtbank acht bewezen dat de verdachte na een ruzie, in de tuin van een gezamenlijke vriend, benzine over zijn vriendin heeft gegoten en haar daarna met een aansteker in brand heeft gestoken. Daardoor liep zij ernstige brandwonden over een groot deel van haar lichaam op. Ook staat vast dat hij haar tijdens een ruzie enkele weken eerder met een houten plank tegen, onder meer, het hoofd heeft geslagen.

De rechtbank heeft bij het bepalen van de hoogte van de straf vooral rekening gehouden met de zeer brute en levensbedreigende aard van het geweld. Ook heeft de rechtbank gekeken naar de ernstige en langdurige gevolgen voor het slachtoffer. Daarnaast heeft de rechtbank meegewogen dat de verdachte eerder is veroordeeld voor geweldsdelicten, vooral geweld tegen vrouwen binnen een relatie. Mede gelet op al die omstandigheden heeft de rechtbank de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 15 jaar.

De officier van justitie had gevorderd om, naast een gevangenisstraf van 12 jaar, tbs met dwangverpleging op te leggen. Maar de rechtbank is daarin niet meegegaan omdat de rapportages van de gedragsdeskundigen daarvoor onvoldoende onderbouwing bieden. De verdachte weigerde mee te werken, ook tijdens zijn opname in het Pieter Baan Centrum, waardoor er, hoewel daar wel aanwijzingen voor zijn, geen stoornis kon worden vastgesteld. De duur van de gevangenisstraf komt daardoor wel hoger uit dan de officier van justitie had geëist.

De verdachte moet verder aan het slachtoffer een schadevergoeding van circa 47.000 euro betalen.