De vraag die de rechtbank moet beantwoorden is: verkeerde de aangeefster, toen de seksuele handelingen plaatsvonden, in een staat van bewusteloosheid, verminderd bewustzijn of lichamelijke onmacht. Uit het dossier blijkt dat ze niet buiten bewustzijn was en ook niet lichamelijk weerloos. Ook kan de rechtbank niet vaststellen dat de aangeefster in een staat van verminderd bewustzijn verkeerde en dat ze daardoor de seksuele verlangens van de verdachte niet kon weerstaan.
De aangeefster had mogelijk medicijnen gebruikt en ze heeft zeker alcohol gedronken. Onduidelijk is wat het effect van eventuele medicijnen is geweest. Door de alcohol was ze juist rustiger geworden en was de paniek van eerder die dag gezakt. In het dossier is al met al geen bewijs dat ze niet wist wat ze deed.
Om deze redenen heeft de rechtbank de verdachte van het eerste feit vrijgesproken.