De voorzieningenrechter stelt vast dat het regionale beleid erop gericht is dat huisvesting in bestaande bebouwing de voorkeur heeft boven nieuwbouw. Een initiatiefnemer, in dit geval dus vergunninghouder, dient aannemelijk te maken dat er geen geschikte bestaande bebouwing is voor de huisvesting van arbeidsmigranten voordat nieuwbouw aan de orde kan zijn. De voorzieningenrechter is van oordeel dat de gemeente beter had moeten motiveren waarom, gelet op het plan van de concurrent en het daarvoor gegeven principe akkoord, de vergunninghouder aannemelijk heeft gemaakt dat dit het geval is.