Door het UHA kunnen kinderrechters, veelal op advies van de Raad voor de Kinderbescherming en met instemming van de ouders, specifieke jeugdhulp vanuit de rechtszaal inzetten. De rechter informeert daarover meteen het loket bij de Raad. De Raad legt met instemming van ouders contact met het lokale jeugdteam van de gemeente waar de kinderen wonen. Als er geen zwaarwegende contra-indicaties tegen het inzetten van de jeugdhulp blijken te zijn, zorgt het loket ervoor dat de jeugdhulpverleners zo spoedig mogelijk met de ouders en kinderen van start gaan. De jeugdhulp wordt betaald door de gemeente waar de kinderen wonen.
De jeugdhulptrajecten die in het UHA zitten, zijn: Kinderen uit de Knel (KuK), Ouderschap na Scheiding (OnS), Begeleide Omgangsregeling (BOR) en Kinderen in echtscheiding (KIES). De jeugdhulpverlener maakt een eindrapport dat ook ter beschikking komt van de Raad en de rechter. De gemaakte werkafspraken vergroten de kans dat de ouders en kinderen snel de juiste hulp krijgen en dat zij die hulptrajecten (duur 6-7 maanden) ook afmaken. Dat vergroot voor de kinderen de kans dat zij minder, geen of niet langer schade oplopen. Dat laatste kan ertoe bijdragen dat later geen zwaardere en duurdere jeugdhulp voor dekinderen door de gemeenten moet worden ingezet en betaald.