Door de symptomen die hij waarnam, heeft de verdachte gemeend dat het onwel worden niet in relatie stond met de suikerziekte. Hij is pas weer gaan rijden op het moment dat deze symptomen verdwenen waren en hij zich in staat voelde om weer aan het verkeer deel te nemen. De rechtbank vindt deze conclusie niet onbegrijpelijk en niet onlogisch. Gelet hierop is de rechtbank van oordeel dat niet is bewezen dat de verdachte, toen hij aan de fatale autorit begon, wist of kon vermoeden dat hij niet in staat was om aan het verkeer deel te nemen. Er is ook geen eenduidige oorzaak voor het onwel worden van de verdachte aangetoond.