De psychiater en psycholoog die de verdachte onderzochten, komen tot de conclusie dat bij hem sprake is van een licht verstandelijke beperking. Op basis van het onderzoek kan niet worden gesproken van een persoonlijkheidsstoornis. De ten laste gelegde feiten vonden plaats op een moment waarop verdachte in zijn beleving volledig machteloos moest accepteren dat het hem niet lukte om hun uithuisgeplaatste kinderen weer terug naar huis te brengen. Hij kon niet goed omgaan met de oplopende spanningen en emoties. De deskundigen adviseren de verdachte tbs met voorwaarden op te leggen. De rechtbank legt dit advies naast zich neer omdat tbs met voorwaarden alleen gekoppeld kan worden aan een maximale gevangenisstraf van 5 jaar. En dat is in deze zaak te weinig. Tbs met dwangverpleging, zoals de officier van justitie heeft geëist, is volgens de rechtbank ook niet aan de orde. Op basis van de onderzoeken kan namelijk niet geconcludeerd worden dat bij de man sprake is van een psychiatrische voorgeschiedenis of een persoonlijkheidsstoornis. Bovendien wordt het recidiverisico ingeschat op laag of matig. Gelet hierop legt de rechtbank de man wel een GBV-maatregel op. Daarnaast wordt de man veroordeeld tot 12 jaar cel voor de doodslag op zijn vrouw en de poging tot doodslag op zijn collega. Dit is één jaar meer dan door de officier van justitie is geëist. Ook moet de man schadevergoedingen betalen aan zijn kinderen en de collega.