De rechtbank stelt vast dat de bewijsmiddelen op verschillende manieren naar de verdachte leiden. Op de jas van één van de slachtoffers die ze op de bewuste avond aan had is zijn DNA aangetroffen. Daarnaast is er tijdens een doorzoeking in de woning van de moeder van verdachte, waar hij ook verbleef, een schaar aangetroffen. Op die schaar zat het DNA van verdachte én van het slachtoffer. In zijn kamer vond de politie een tas die hij van een ander slachtoffer gestolen had. In die tas zat een pinpas. Op camerabeelden is te zien hoe de verdachte een dag na het steekincident met die pas probeert te pinnen. In het geval van het derde slachtoffer is op de plek van het incident alleen een fietsbel gevonden met daarop het DNA van verdachte. Dat alleen bewijst nog niet dat het de verdachte was die de vrouw heeft aangevallen. Maar de rechtbank komt ook bij dit feit tot een bewezenverklaring en maakt daarbij gebruik van zogenoemd schakelbewijs. De rechtbank stelt vast dat het gaat om drie vrijwel identieke incidenten met dezelfde specifieke werkwijze. De genoemde bewijsmiddelen kunnen bij alle incidenten over en weer als steunbewijs worden gebruikt. Dat maakt dat de rechtbank ervan overtuigd is dat de vrouwen zijn aangevallen door dezelfde man en dat de verdachte die man is.