De verdachte bekende op de zitting en bood de vier slachtoffers zijn excuses aan. De officier van justitie eiste een celstraf van 20 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk. Bij het bepalen van de straf heeft de rechtbank gekeken naar de straffen die zijn opgelegd in vergelijkbare zaken. De rechtbank is het daarbij met de advocaat van de verdachte eens dat de geëiste straf doorgaans wordt opgelegd in zaken waarbij er veel meer slachtoffers zijn en er grotere bedragen zijn weggenomen. De straf valt in deze zaak daarom lager uit dan de eis. De rechtbank neemt daarin mee dat de verdachte nog jong is, dat dit de eerste keer is dat de verdachte door een rechter voor een strafbaar feit wordt veroordeeld en dat de verdachte uiteindelijk verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn daden. Wel legt de rechtbank de verdachte een forse voorwaardelijke gevangenisstraf op, als stevige stok achter de deur. Ook worden er bijzondere voorwaarden aan de straf verbonden, zoals door de reclassering geadviseerd. Gelet op de ernst van de feiten vindt de rechtbank daarnaast ook een forse taakstraf op zijn plaats. De verdachte wordt veroordeeld tot celstraf van 150 dagen, waarvan 77 dagen voorwaardelijk en een taakstraf van 120 uur. Ook moet de verdachte de schade van de slachtoffers vergoeden.