De verdachte heeft misbruik gemaakt van het overwicht dat hij als volwassene en als vader op het slachtoffer had. Hij had alleen maar oog voor bevrediging van zijn eigen lustgevoelens, zonder zich te bekommeren om de schade die hij daarmee bij zijn dochter aanrichtte. Zij heeft PTSS opgelopen en volgt hiervoor therapie. Dit neemt de rechtbank de verdachte zeer kwalijk. Uit onderzoek blijkt dat bij hem sprake is van een persoonlijkheidsstoornis. Hij bagatelliseert het misbruik en lijkt niet stil te staan bij de gevolgen van zijn handelen. De rechtbank is van oordeel dat de verdachte behandeld moet worden. Daarom wordt een deel van de gevangenisstraf voorwaardelijk opgelegd. De rechtbank legt de verdachte een gevangenisstraf op van 33 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaar. De officier van justitie had 36 maanden geëist. Maar omdat de redelijke termijn (de periode waarin een verdachte berecht moet worden) met 7 maanden is overschreden, legt de rechtbank 3 maanden minder op.