De officier van justitie eiste 4 jaar cel, waarvan 1 jaar voorwaardelijk. De rechtbank komt, anders dan de officier, niet tot een bewezenverklaring van de poging tot doodslag. Uit onderzoek is namelijk gebleken dat de kans op dodelijk letsel door een spijkerpistool niet heel groot is. De rechtbank komt daardoor tot een lagere straf dan de eis van de officier, ook vanwege de verminderde toerekeningsvatbaarheid van de verdachte zoals geadviseerd door de psycholoog. Daarnaast houdt de rechtbank bij het bepalen van de straf enigszins rekening met het feit dat de verdachte openheid van zaken heeft gegeven. De rechtbank veroordeelt de man tot een gevangenisstraf van 24 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaar. Zijn partner wordt veroordeeld tot een taakstraf van 80 uur. Hoewel haar niet is verweten dat ze medeplichtig is aan het plan van haar partner, heeft ze wél nagelaten om hulp in te schakelen voor het slachtoffer terwijl ze dit wel had moeten en kunnen doen. Het is aan haar schuld te wijten dat het slachtoffer langer van zijn vrijheid beroofd is gebleven en langer in angst heeft gezeten over wat er met hem zou gebeuren.