De rechtbank vindt de verklaringen van de agente aannemelijk, mede omdat deze worden ondersteund door getuigenverklaringen. Hoewel de agente niet daadwerkelijk heeft gezien dat de bestuurder een vuurwapen pakte, vindt de rechtbank het op grond van de feiten en omstandigheden én de beleving van de agente begrijpelijk dat zij daarvan overtuigd was. De agente kon en mocht dus menen dat de bestuurder van de auto een vuurwapen tegen haar wilde gebruiken. In zo'n situatie is een politieagent bevoegd om een vuurwapen te gebruiken. De rechtbank is ook van oordeel dat de agente vijf keer mocht schieten op de auto. Er was op dat moment geen ander, minder ingrijpend geweldsmiddel inzetbaar waarmee het potentiële gevaar kon worden voorkomen en de omstandigheden lieten het niet toe een waarschuwingsschot te lossen. Daarnaast had de agente zich voorafgaand aan de eerste schoten net uit de rijdende auto weten terug te trekken, waardoor zij in een fractie van een seconde op deze situatie moest reageren. Ook de laatste drie schoten, toen de auto al wat verder weg was, zijn volgens de rechtbank gerechtvaardigd. De agente wilde namelijk de auto stoppen, zodat de bestuurder kon worden aangehouden.
De rechtbank oordeelt dat de politieagente in de rechtmatige uitoefening van haar functie én in overeenstemming met de geweldsinstructie heeft gehandeld, waardoor de poging tot doodslag niet strafbaar is. De rechtbank ontslaat de agente daarom van alle rechtsvervolging.