De verdachte wordt berecht via het jeugdstrafrecht omdat hij licht verstandelijk beperkt is. De rechtbank ziet het afpersen van de caissière, die later verklaarde nog steeds bang te zijn, als een zwaar vergrijp en veroordeelt de verdachte tot 10 maanden jeugddetentie, waarvan 5 maanden voorwaardelijk. De reden dat deze straf lager is dan de 18 maanden die de officier had geëist, is dat de rechtbank niet alle feiten waarvoor de verdachte was aangeklaagd bewezen vindt. Daarnaast is het volgens de rechtbank belangrijk dat de jonge verdachte meewerkt aan behandelingen die zijn gericht op het verbeteren van zijn leven. Ook moet de verdachte terug naar school en op zoek naar een zomerbaan.