Laden...

NSkiV hoeft skiester niet alsnog voor te dragen voor Olympische Winterspelen in Beijing

Dit is een afdruk van een pagina op Rechtspraak.nl. Kijk voor de meest actuele informatie op Rechtspraak.nl (http://www.rechtspraak.nl). Deze pagina is geprint op 01-01-1970.

Skip Navigation LinksRechtbank Midden-Nederland > Nieuws > NSkiV hoeft skiester niet alsnog voor te dragen voor Olympische Winterspelen in Beijing
Utrecht, 21 januari 2022

De Nederlandse Ski Vereniging (NSkiV) hoeft skiester Isabelle Hanssen niet alsnog voor te dragen als deelneemster voor de Olympische Winterspelen in Beijing. Dat heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Midden-Nederland bepaald.

Ongelijke behandeling

Van 4 tot en met 20 februari vinden in Beijing de Olympische Winterspelen 2022 plaats. De uiterste aanmelddatum voor atleten is aanstaande maandag. Hanssen (27) is internationaal professioneel skiester op het onderdeel Freestyle Half Pipe en lid van de Nederlandse Ski Vereniging (NSkiV). De beslissing of een atleet aan de Spelen kan deelnemen wordt enkel genomen door het Nederlands nationale olympisch comité NOC*NSF, op voordracht van een nationale bond. De NSkiV heeft Hanssen niet voorgedragen omdat zij niet de benodigde prestatie-eisen heeft behaald. Twee andere topatleten – een skiër en snowboardster – hadden die eisen ook niet gehaald, maar zijn door NSkiV wel voorgedragen en door het NOC*NSF geaccepteerd. Volgens de vereniging is er bij deze twee atleten sprake van bijzondere omstandigheden als gevolg van de coronapandemie. Hanssen vindt deze beslissing oneerlijk, ook zij heeft te maken gehad met de gevolgen van de coronapandemie. Ze zegt zich te kunnen meten met de twee atleten die nu alsnog een ticket voor de Spelen krijgen waardoor er sprake is van een ongelijke behandeling.

Andere twee hadden betere resultaten

De voorzieningenrechter vindt dat er maar beperkt ruimte is om de beslissing van de vereniging te toetsen. Ook als er mogelijk sprake is van schending van het gelijkheidsbeginsel. Volgens NSkiV was er sprake van een gelijke behandeling en is aangegeven dat met name sprake moest zijn van een perspectief op de kans van een sportief aansprekend resultaat. Volgens Hanssen is sprake van een ongelijke behandeling omdat zij in aanloop naar de spelen vergelijkbaar heeft gepresteerd als in elk geval de skiër, terwijl zij daarvoor minder kansen/wedstrijden heeft gehad. De voorzieningenrechter is het daar niet mee eens. Uit uitslagen van eerdere wedstrijden blijkt dat de skiër en snowboardster minimaal 1 keer in de bovenste 50% van het deelnemersveld zijn geëindigd. Bij Hanssen is dat niet het geval. Ook heeft zij nooit een finale behaald. Dat zij zwaarder is getroffen door de coronapandemie, onder andere omdat zij minder kon trainen dan andere atleten, is misschien waar maar dit is van onvoldoende gewicht om te spreken van een ongelijke behandeling door de NSkiV. Dat betekent dat de Nederlandse Ski Vereniging niet alsnog Hanssen moet voordragen bij het NOC*NSF.

Uitspraken