Op camerabeelden is te zien hoe het slachtoffer rond 21.15 uur uit een auto stapt en richting de stoep loopt. Hij heeft een groot mes in zijn hand, met een lemmet van ongeveer 20 centimeter. Op dit mes, dat later door de politie is gevonden, zat DNA van het slachtoffer. Volgens de verdachte liep het slachtoffer snel in zijn richting. Dit wordt ook bevestigd door getuigen. Als het slachtoffer vlakbij is, schiet de verdachte hem neer. Uit onderzoek blijkt dat de afstand tot het slachtoffer waarschijnlijk nog maar 25 tot 100 centimeter was. Volgens de rechtbank had de verdachte geen andere keus dan zich te verdedigen tegen het slachtoffer. Uit camerabeelden is op te maken dat alles zich afspeelde binnen een tijdsbestek van zes seconden. Er was geen tijd voor de verdachte om te vluchten of op een andere manier de confrontatie uit de weg te gaan. Omdat voor hem sprake was van een levensbedreigende situatie, met kans op ernstig letsel of zelfs de dood, was het schieten volgens de rechtbank ook niet een te zwaar verdedigingsmiddel.