De rechtbank is van oordeel dat de presentatoren van Roddelpraat wél onrechtmatig hebben gehandeld in de uitzending van 13 april 2022. Dat de uitlatingen die zij deden juist zijn, zoals zij stellen, hebben ze onvoldoende onderbouwd. Ze hebben geen feiten, omstandigheden, stukken en/of verklaringen naar voren gebracht waaruit de juistheid van hun stelling blijkt. Het mag van het duo, dat een beroep doet op hun rechten als journalist, verwacht worden dat ze hun uitlatingen meer onderbouwen en dat ze bij de personen van wie zij de informatie kregen, meer concrete informatie hadden ingewonnen en deze informatie ook zelf hadden geverifieerd. In deze zaak weegt het belang van De Mol, namelijk het recht op eerbiediging van de eer en goede naam, zwaarder dan die van de presentatoren die een beroep doen op de vrijheid van meningsuiting. Omdat inbreuk is gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van De Mol én zijn eer en goede naam is geschonden, heeft hij ook recht op een schadevergoeding. De rechtbank oordeelt dat sprake is van onrechtmatige uitlatingen die hebben geleid tot een beperkte aantasting van de eer en goede naam van De Mol. Hierbij past niet het gevorderde bedrag van € 27.500. Alles afwegende vindt de rechtbank een schadevergoeding van € 5.000 passend.