Een opsporingsambtenaar heeft op 23 juli geconstateerd dat een damwand bij de Oostvaardersplassen vernield is. De man stond op dat moment achter de damwand met een boormachine in zijn handen. De verdachte heeft eerder gezwegen over de vernieling. Op zitting heeft de man verklaard dat hij de boormachine bij zich had omdat hij deze niet onbeheerd achter wilde laten in zijn auto. De politierechter gelooft deze verklaring niet. Daarnaast heeft de verdachte zelf verklaard dat hij vindt dat de dieren in het gebied te weinig water hebben op dat moment, waarmee hij een motief had om de damwand te vernielen. Ook is de man veroordeeld voor het beledigen van de opsporingsambtenaar.

De politierechter ziet het niet als zijn taak te bepalen wie er gelijk heeft in het, ingewikkelde en publiekelijke, debat over de Oostvaardersplassen. Er is veel vrijheid om standpunten in het openbaar aan het voetlicht te brengen. Die vrijheid is een groot goed, maar kent wel grenzen. Die grenzen worden, mede, bepaald door het wetboek van strafrecht. Naar het oordeel van de politierechter wil de verdachte zijn democratisch recht gebruiken, maar heeft hij de democratische grenzen overschreden.

De man wordt vrijgesproken van mishandeling van een agent op 1 april. Hoewel de politierechter niet twijfelt aan de integriteit van de agent is er veel verwarring over wie een hooibaal naar de agent heeft gegooid waardoor hij gewond raakte. Ook wordt de man vrijgesproken van bedreiging van een opsporingsambtenaar op 1 april. Het dossier bevat een aangifte van de BOA, maar in het dossier bevindt zich geen steun bewijs.