Verschillende deskundigen hebben de verdachte onderzocht. Hun conclusie is dat
de verdachte lijdt aan frontotemporale dementie, type gedragsvariant. Door deze
aandoening had verdachte, aldus de deskundigen, nauwelijks moreel besef van zijn
handelen. Verdachte liet zich leiden door –kinderlijk aandoende-
sentimentaliteit. Hij overzag de consequenties van zijn handelen niet en het
ontbrak hem aan empathie voor de slachtoffers. Het is zeer onwaarschijnlijk dat
de verdachte zijn hersenaandoening kan faken, dit blijkt onder meer uit de
MRI-scan en PET-scan die tijdens de zitting zijn getoond en onderzoek door de
gedragsdeskundigen.
De deskundigen geven verder aan dat de hersenaandoening ten tijde van de
gepleegde feiten een rol heeft gespeeld, maar ze kunnen niet vaststellen in
welke stadium de frontotemporale dementie zich op dat moment precies bevond.
Omdat de verdachte nog wel enig besef heeft gehad van de gevolgen van zijn
daden, acht de rechtbank hem, in navolging van de deskundigen, niet volledig
ontoerekeningsvatbaar, maar sterk verminderd toerekeningsvatbaar.