De officier van justitie eiste een taakstraf van 180 uur, waarvan 60 uur voorwaardelijk en een rijontzegging. In zaken waarbij sprake is van het veroorzaken van een ernstig verkeersongeluk, als gevolg van zeer hoge mate van schuld, is een gevangenisstraf van 2 maanden het uitgangspunt. De rechtbank wijkt in deze zaak af van het uitgangspunt, maar ook van de eis van de officier van justitie. Een deels voorwaardelijke taakstraf is volgens de rechtbank niet genoeg. Gelet op de ernst van de zaak legt de rechtbank een voorwaardelijke gevangenisstraf op van twee maanden en een taakstraf van 180 uur. Ook om de verdachte ervan te weerhouden nogmaals een soortgelijk feit te plegen. Het feit dat de zaak laat is aangebracht op zitting en de behandeling van de zaak vervolgens meerdere keren is uitgesteld, waardoor de zogenoemde redelijke termijn is overschreden, ziet de rechtbank als strafverminderend. Ook speelt de houding van de verdachte tijdens de zitting een rol. Hij heeft spijt betuigd en ziet in wat de gevolgen zijn van zijn gedrag.