De verdachte is in het verleden vaker veroordeeld voor het plegen van dezelfde soort strafbare feiten. De officier van justitie eiste daarom een ISD-maatregel voor de duur van 2 jaar. De rechtbank legt die ISD-maatregel op, maar geheel voorwaardelijk. Een ISD-maatregel is namelijk een uiterst middel, dat alleen wordt opgelegd als blijkt dat alle andere mogelijkheden voor hulpverlening niets hebben uitgehaald. Verdachte heeft niet eerder een langdurige klinische behandeling gevolgd voor zijn middelengebruik en delict gedrag. Gelet hierop én het feit dat de verdachte op zitting heeft aangegeven dat hij wil meewerken aan een behandeling, vindt de rechtbank dat het opleggen van een onvoorwaardelijke ISD-maatregel een stap te ver is. De rechtbank legt de verdachte daarom een voorwaardelijke ISD-maatregel op voor de duur van 2 jaar, met een proeftijd van 3 jaar. De rechtbank ziet deze voorwaardelijke maatregel als een allerlaatste kans voor de verdachte. Wel moet hij zich direct aan een aanzienlijk aantal bijzondere voorwaarden houden. Zo moet hij zich onder andere zo snel mogelijk op laten nemen in een zorginstelling én moet hij zich laten behandelen door verslavingszorg.