Bij die meervoudige fotoconfrontatie, bijna een jaar na de mishandeling, herkennen de aangever en getuige de verdachte niet als de dader en levert deze dus geen aanvullend bewijs op. Daarom wordt de verdachte hiervan vrijgesproken. De rechtbank oordeelt in de ontuchtzaak dat de herkenning door aangeefster betrouwbaar is en als bewijs gebruikt kan worden. Maar er is nauwelijks meer bewijs dat de herkenning ondersteunt, wat wel noodzakelijk is in verband met de zwakke bewijskracht van de enkelvoudige fotoconfrontatie. Nu ook de fotoconfrontatie in de mishandelingszaak niet tot een herkenning heeft geleid, is er na de heropening ook in de ontuchtzaak geen bewijs bijgekomen. De rechtbank spreekt de man daarom ook vrij van de (poging tot) aanranding. De rechtbank wil in deze zaken benadrukken dat het OM ervoor moet zorgen dat fotoconfrontaties door de politie zo zorgvuldig mogelijk worden uitgevoerd. Ze kunnen van essentieel belang zijn bij de bewijsvoering.