De agent heeft zowel bij de rijksrecherche als op de zitting verklaard dat de man hem met een vuist op zijn achterhoofd sloeg. De man ontkent dit, maar de rechtbank komt mede op basis van beelden tot de conclusie dat hij de agent wél heeft geslagen. Na de klap op zijn achterhoofd slaat de agent binnen 2 á 3 seconden drie keer met zijn wapenstok richting het hoofd of lichaam van de man. Op de beelden is niet goed te zien of de man ook wordt geraakt, maar uit zijn letsel kan worden afgeleid dat hij ten minste een keer op zijn hoofd is geraakt. De agent vertelde op zitting dat hij na de klap op zijn hoofd dubbel zag en bang was dat hij bij een volgende klap van de man knock-out zou gaan. Hij wilde de man zo snel mogelijk onder controle krijgen en had daarom geen tijd om hem te waarschuwen voor het gebruik van de wapenstok. Gelet op die omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat de agent gebruik mocht maken van zijn afweerbevoegdheid. Hij had niet een ander, minder ingrijpend, geweldsmiddel tot zijn beschikking om zichzelf te verdedigen. Het was zijn bedoeling om de man met de wapenstok op zijn bovenarmen te slaan, maar doordat hij dubbel zag, raakte hij hem per ongeluk op zijn hoofd.