De vrouw zegt al langere tijd slachtoffer van pesterijen en vernielingen door een groep jongeren te zijn. Zij verklaart dat deze groep jongeren het specifiek op haar had gemunt en dat dit van kwaad tot erger ging. Er is een met poep besmeurde Surinaamse vlag voor haar deur gelegd, de ruit van haar winkel is ingegooid en zij is meerdere keren op discriminerende wijze beledigd. Van twee van die incidenten heeft zij aangifte gedaan. Het slachtoffer heeft zelf verklaard dat hij onderdeel uitmaakt van een groep van 18 personen die bijna elke dag op de bankjes bij de winkel zaten. Het staat niet vast dat de groep verantwoordelijk is voor het achterlaten van de vlag en het vernielen van de ruit, maar de rechtbank twijfelt er niet aan dat deze acties wel hebben plaatsgevonden en dat zij grote impact op de vrouw hebben gehad.