De rechtbank vindt doodslag bewezen en stelt ook vast dat er sprake is van het verhullen van haar dood. De verklaring dat de verdachte na haar dood zelfmoord wilde plegen, gelooft de rechtbank niet. Het heeft nog bijna drie dagen geduurd voordat de politie hem aanhield en in die periode heeft hij geen zelfmoordpoging gedaan. In die drie dagen liet hij wel iedereen denken dat zijn vrouw was weggelopen na een ruzie. Zelfs nadat hij was aangehouden, bleef hij iedere betrokkenheid bij haar dood ontkennen en probeerde hij nog de suggestie te wekken dat een ander verantwoordelijk zou kunnen zijn voor haar overlijden.
De verdachte heeft zijn echtgenote, de moeder van zijn kinderen, van het leven beroofd. In een opwelling heeft hij het slachtoffer haar adem ontnomen, toen hij dacht dat ze bij hem wegging. De verdachte lijkt constant bang te zijn geweest dat zijn echtgenote hem zou verlaten en kon dit niet verdragen.
De verdachte heeft een onomkeerbaar verlies en leed toegebracht aan de nabestaanden, zoals ter zitting is gebleken uit de slachtofferverklaring van één van zijn zoons. De zoons moeten omgaan met de wetenschap dat hun moeder door toedoen van hun eigen vader niet meer in leven is. Dat de verdachte geen openheid van zaken heeft gegeven over waarom en hoe hij hun moeder heeft gedood, bemoeilijkt de rouwverwerking van de nabestaanden.
De rechtbank houdt rekening met een verminderde toerekeningsvatbaarheid en een blanco strafblad en vindt daarom een gevangenisstraf van tien jaar passend. De verdachte krijgt geen tbs met voorwaarden, omdat dat alleen kan als er maximaal vijf jaar gevangenisstraf wordt opgelegd, en dat zou geen recht doen aan de ernst van de feiten en het leed van de nabestaanden. In plaats daarvan legt de rechtbank hem een gedragsbeïnvloedende en vrijheidsbeperkende maatregel op. Met deze maatregel kan toezicht op de verdachte worden gehouden na afloop van zijn gevangenisstraf.