De rechtbank vindt dat de IND de afwijzing van de verblijfsvergunning niet genoeg uitgelegd heeft. De IND is niet ingegaan op de familiebanden van de man met Nederland en op zijn bijzondere positie als voormalig Nederlander. Oud-Nederlanders hebben volgens het Europese Hof voor de Rechten van de Mens een iets betere uitgangspositie dan immigranten die niet eerder de Nederlandse nationaliteit hebben gehad. De IND heeft hier niets mee gedaan. Dat had wel gemoeten.
Naar het oordeel van de rechtbank is ook de nieuwe pardonregeling van belang. Op grond van deze tijdelijke regeling voor de verlening van een verblijfsvergunning aan langdurig in Nederland verblijvende Surinaamse vreemdelingen kan de man waarschijnlijk bij de gemeente Amsterdam een verblijfsvergunning aanvragen. Dit moet hij dan doen tussen 1 januari 2025 en 1 juli 2025. Die verblijfsvergunning kan hij krijgen zonder dat hij eerst terug naar Suriname moet. De IND kon geen rekening houden met de pardonregeling omdat die bij de afwijzing nog niet bestond. Maar bij het nieuwe besluit kan en moet de IND dat wel doen.