Sinds de invoering van de Wet afwikkeling massaschade in collectieve actie in januari 2020 kan een vereniging een rechtsvordering instellen voor de bescherming van gelijksoortige belangen van anderen, als zij die belangen volgens haar statuten behartigt. Als er sprake is van een te grote verscheidenheid aan feitelijke en juridische vragen die, van geval tot geval, moeten worden beantwoord, is de belangenbehartiger die een collectieve actie instelt niet-ontvankelijk in zijn of haar vordering; dan is er namelijk geen sprake van gelijksoortige belangen. Naar het oordeel van de rechtbank is dat laatste in deze zaak het geval. Er is sprake van een diverse groep van bloemisten, met diverse en niet steeds parallel lopende belangen, van wie sommigen ook al afzonderlijk in overleg zijn of al afspraken hebben gemaakt met Topgeschenken.
Naast het vereiste dat de vorderingen gelijksoortig moeten zijn, moet de vereniging die een collectieve actie instelt ook een achterban vertegenwoordigen die voor de ingediende vorderingen voldoende representatief is. Na de opzegging door Topgeschenken in juni 2024 hebben 37 bloemisten zelf hun overeenkomst al opgezegd tegen een eerdere datum, zodat Topgeschenken uiteindelijk aan 43 bloemisten het premium A addendum heeft opgezegd per 1 juli 2025. VBW heeft 13 volmachten van bloemisten gekregen. Van de volmachtgevers hebben 5 bloemisten mogelijk daadwerkelijk een belang bij de vorderingen. De voorzieningenrechter is van oordeel dat onduidelijk is wiens belangen VBW behartigt. Ook is niet aannemelijk geworden dat er voldoende draagvlak bestaat voor de ingestelde vorderingen. Gelet op dit alles verklaart de rechtbank VBW niet-ontvankelijk in haar vorderingen.