Naar het oordeel van de rechtbank heeft de verdachte de grenzen van de noodzakelijke verdediging overschreden. Ook nadat hij voelde dat het slachtoffer verslapte en niet langer tegenstribbelde, heeft hij de nekklem strak vastgehouden. Het beroep op noodweer wordt daarom verworpen. Het handelen van de verdachte was een reactie op de bijzonder agressieve aanval van het slachtoffer. De verdachte heeft deze aanval van het slachtoffer als een levensbedreigende situatie ervaren, waarbij hij werd beheerst door angst. Naar het oordeel van de rechtbank moet dit worden aangemerkt als een hevige gemoedsbeweging, die heeft geleid tot een disproportionele verdediging. De verdachte kan zich naar het oordeel van de rechtbank dan ook beroepen op noodweerexces en wordt ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank merkt op dat de toets of iemand zichzelf mocht verdedigen tegen geweld of een aanval nog steeds streng is. Noodweerexces, zoals in deze zaak, wordt maar hoogstzelden aangenomen door de rechter. Meestal is de conclusie dat een verdachte zich had moeten en kunnen inhouden. In uitzonderlijke situaties, zoals in deze zaak, biedt de wet de mogelijkheid aan de rechter om te beslissen dat de verdachte niet wordt gestraft. Voor nabestaanden van slachtoffers kan dat moeilijk te accepteren zijn. Zij moeten leven met de gevolgen daarvan. Daar staat tegenover dat een veroordeling van de verdachte en het opleggen van een straf in dit geval geen redelijke uitkomst van de strafzaak zou zijn geweest.