De voorzieningenrechter oordeelt dat het houden van een referendum het meest zinvol is als nog niet alle besluitvorming over parkeerregulering in Haarlem heeft plaatsgevonden. De gemeente is al bezig met de planning van de invoering van het betaald parkeren en met de herinrichting van bepaalde wijken. Omdat de gemeente niet bereid is te wachten met de planning en de herinrichting tot er een beslissing is genomen op het bezwaar van de bewoners, is er volgens de voorzieningenrechter voldoende spoedeisend belang om inhoudelijk naar de zaak te kijken.
Het bezwaar dat de omwonenden hebben gemaakt tegen de afwijzing van het inleidend referendumverzoek heeft volgens de voorzieningenrechter een redelijke kans van slagen, omdat de argumenten voor afwijzing van het referendum niet in stand kunnen blijven.
De voorzieningenrechter meent ook dat het belang van de bewoners om via een raadgevend referendum invloed uit te oefenen op de Nota zwaarder weegt dan het belang van de gemeente om de parkeersituatie gelijk aan te pakken. De gemeente heeft namelijk niet onderbouwd dat het noodzakelijk is dat de parkeerproblematiek onmiddellijk wordt aangepakt. Daarom wijst de voorzieningenrechter het verzoek van de bewoners toe. De voorzieningenrechter bepaalt dat de gemeente Haarlem pas door mag gaan het uitvoeren van de Nota, nadat op het bezwaar van de bewoners tegen de afwijzing van het referendum is beslist.
Dat betekent (onder andere) dat de gemeente Haarlem op dit moment niet verder mag gaan met het plannen van de invoering van het betaald parkeren en de herinrichting van de wijken.