Op basis van de camerabeelden en de diverse aangiften en verklaringen acht de rechtbank bewezen dat de man op 15 december 2017 de glazen toegangsdeur van de politiepost op Schiphol Plaza met een klauwhamer kapot heeft geslagen. Vervolgens is hij, zo is gebleken, de politiepost binnen gegaan en heeft daar een reiziger en 4 KMAR-medewerkers bedreigd met zwaar lichamelijk letsel door dreigend met de klauwhamer in de richting van de passagier te rennen en een slaande beweging in zijn richting te maken. Uit de aangiftes wordt ook duidelijk dat iedereen doodsbang was en dacht dat de man een aanslag wilde plegen. Ze voelden zich in het kantoortje als ratten in de val zitten. De man gedroeg zich, zo zegt de rechtbank, zo ongeremd en agressief dat bij hen daadwerkelijk de vrees kon ontstaan dat zij ten minste zwaar lichamelijk letsel zouden kunnen oplopen. En dus is daardoor sprake van een bedreiging.

De man bekende overigens dat hij met een hamer een ruit van de politiepost van de KMAR had vernield en vervolgens het kantoor was binnengegaan. Volgens hem lukte het niet Nederland op vreedzame wijze te verlaten en dus moest het maar met geweld. De rechtbank rekent de man deze gewelddadige vorm van bedreiging zwaar aan. Dit temeer daar het deels was gericht tegen ambtenaren van de KMAR op Schiphol, die daar hun werk ten behoeve van de samenleving doen.
De rechtbank volgt niet het standpunt van de verdediging dat er in het vooronderzoek onherstelbare vormverzuimen zijn gepleegd. Er is door de KMAR wel op de man geschoten, maar dat was niet om de man aan te houden, maar om het gevaar af te wenden.

Er lijkt bij de man sprake te zijn van een psychiatrische stoornis, maar dit kon niet verder worden vastgesteld, omdat de man maar kort met de psychiater wilde spreken. De rechtbank heeft daarmee dus ook geen rekening kunnen houden.

Wel houdt de rechtbank er rekening mee dat er op de man is geschoten waardoor hij geopereerd moest worden en ten tijde van de zitting nog steeds niet volledig hersteld was. De opgelegde gevangenisstraf van zes maanden is overeenkomstig de eis van officier van justitie.

In december 2016 was de man voor vernieling door het gerechtshof Den Haag veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken. Nu hij tijdens de proeftijd een nieuw strafbaar feit heeft gepleegd, moet hij deze 2 weken ook uitzitten. Verder moet de man de 4 KMAR-medewerkers een bedrag van in totaal 2450 euro aan immateriële schadevergoeding betalen. De reiziger had geen vordering ingediend.