De rechtbank vindt bewezen dat de verdachte aan het jongetje opzettelijk zwaar lichamelijk letsel heeft toegebracht, met de dood tot gevolg. De verklaring van de verdachte over wat er met haar pleegzoon is gebeurd past volgens de rechtbank niet bij de uitkomsten van het onderzoek door de deskundigen naar de doodsoorzaak. Het jongetje is om het leven gekomen door hoofdletsel, als gevolg van hevig schudden (‘acceleratie-deceleratietrauma’) of stomp botsend geweld. Dit letsel is aan hem toegebracht kort voordat hij in een medische noodsituatie raakte. Omdat de verdachte op dat moment als enige volwassene bij hem aanwezig was, moet zij het fatale letsel hebben veroorzaakt. Hoe zij dat precies heeft gedaan is niet duidelijk geworden, omdat de verdachte daarover een verklaring heeft afgelegd die de rechtbank niet gelooft. De rechtbank heeft niet de overtuiging dat de verdachte heeft gewild dat haar pleegzoon zou overlijden. Er is daarom geen sprake van doodslag.
De verdachte had als pleegouder een veilige omgeving, bescherming en geborgenheid moeten bieden aan het jongetje. Zij is hierin op onvoorstelbare wijze tekortgeschoten. Zij heeft onherstelbaar leed en intens verdriet toegebracht aan zijn biologische ouders en andere naasten. De rechtbank rekent het de verdachte aan dat zij geen verantwoordelijkheid voor haar handelen heeft genomen, aangezien zij wisselend en ongeloofwaardig over de toedracht heeft verklaard. Hierdoor is onduidelijk gebleven wat er precies met het jongetje is gebeurd. De rechtbank neemt dit in strafverzwarende zin mee bij de strafoplegging.
De rechtbank houdt er verder rekening mee dat de redelijke termijn voor berechting met bijna een jaar is overgeschreden. Om die reden wordt drie maanden minder gevangenisstraf opgelegd. De vrouw krijgt een gevangenisstraf van 57 maanden.