De rechtbank neemt het de jonge verdachten kwalijk dat zij door hun handelen de veiligheid van mensen in gevaar hebben gebracht. Zij hebben wapens omgebouwd tot schietklare vuurwapens en deze doorverkocht en totaal geen oog gehad voor het (levensgevaarlijk) gebruik van deze vuurwapens door kopers. Verdachten hebben blijkbaar alleen gedacht aan de winst die zij met deze handel konden maken.
De rechtbank verwijt de vader van de 18-jarige jongen dat hij door zijn garagebox ter beschikking te stellen, de verdachten een werkplaats gaf waar zij de wapens konden ombouwen en opslaan. Daardoor heeft hij een cruciale bijdrage geleverd aan de handel in omgebouwde vuurwapens. De rechtbank rekent het verdachte aan dat hij, als volwassene én vader, niet zijn verantwoordelijkheid heeft genomen en zijn minderjarige zoon niet tegenhield.