De rechtbank oordeelt dat de verdachte weliswaar een drugspsychose had, maar dat hij in enige mate bewust heeft gehandeld. Hij wist waar hij was en wat hij deed. Er is dus sprake van opzet op de dood van het slachtoffer. Ook oordeelt de rechtbank dat de verdachte vrijwillig en welbewust LSD gebruikte en dat hij wist dat er een risico was op een 'bad trip'. De verdachte is daarom volledig toerekeningsvatbaar en strafbaar.
Door zijn handelen heeft de verdachte zijn vriend het meest fundamentele recht ontnomen, namelijk het recht op leven. Daarnaast heeft hij diep en onherstelbaar leed toegebracht aan de nabestaanden. De ouders en zus van het slachtoffer hebben op invoelbare wijze verwoord wat het verlies voor hen en hun omgeving betekent. Het verdriet en gemis is enorm. De rechtbank realiseert zich dat geen enkele straf de pijn en het verdriet dat zijn overlijden heeft veroorzaakt kan wegnemen.
Voorafgaand aan de doodslag heeft de verdachte zich schuldig gemaakt aan de mishandeling van een andere vriend. Daarmee heeft hij inbreuk gemaakt op zijn lichamelijke integriteit. Verder is bij de doorzoeking van de woning van de verdachte een luchtdrukwapen aangetroffen. Hiermee heeft hij de Wet wapens en munitie overtreden.
De rechtbank heeft 9,5 jaar gevangenisstraf opgelegd. Deze straf is hoger dan de eis van de officier van justitie, die ervan uitging dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar was tijdens de strafbare feiten. Bij de hoogte van de straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de jonge leeftijd van de verdachte en dat hij zal moeten leren leven met het besef dat hij verantwoordelijk is voor de dood van een vriend.