Belastingplichtigen moeten inkomstenbelasting betalen over inkomsten uit sparen en beleggen. De regeling van box 3 sluit niet aan bij de daadwerkelijk behaalde inkomsten uit spaargeld en beleggingsvermogen, zoals de werkelijke rente die is ontvangen, maar bij een vast bedrag aan inkomsten dat op grond van de wet wordt berekend.
De wet gaat ervan uit dat belastingplichtigen een bepaald deel van hun vermogen als spaargeld houden en een bepaald deel als beleggingsvermogen, zoals aandelen, beleggingen of tweede woningen. Hoe meer vermogen, hoe meer beleggingsvermogen er zou zijn volgens de wet. Ongeacht of er ook daadwerkelijk wordt belegd.
Vervolgens worden daarover aan de hand van twee vaste percentages (dit wordt forfaitair rendement genoemd) inkomsten berekend. Er is één lager percentage dat geldt voor spaargelden en één hoger percentage dat geldt voor beleggingsvermogen. Het bedrag van die door de wet berekende inkomsten wordt belast. Dat kan dus afwijken van de daadwerkelijk ontvangen inkomsten.