De verdachten hebben zich schuldig gemaakt aan mensensmokkel. De rechtbank vindt dat de passagiers onder inhumane omstandigheden zijn vervoerd. De verdachten hebben hun passagiers naar het oordeel van de rechtbank echter niet blootgesteld aan levensgevaar, omdat het ervaren schippers waren en de overtocht op een milde zee is uitgevoerd. Nu ook niet is vastgesteld of het de bedoeling was om geld te verdienen aan de smokkel, legt de rechtbank een lagere straf op dan door de officier van justitie is geëist.
Beide mannen krijgen een gevangenisstraf van achttien maanden, waarvan twaalf maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaar. Omdat ze al 186 dagen in voorarrest hebben gezeten, hoeven ze niet terug naar de gevangenis. Wel moeten ze de maximale taakstraf van 240 uur uitvoeren.