De rechtbank vindt dat een poging tot doodslag bewezen is, omdat de verdachten de kans voor lief hebben genomen dat de man zou overlijden door de mishandeling. Dat ze onder invloed waren van verdovende middelen, leidt niet tot ontoerekeningsvatbaarheid.
De verdachten hebben zich schuldig gemaakt aan buitensporig geweld tegen een weerloos slachtoffer. Zij zijn uiteindelijk gevlucht en hebben het slachtoffer zwaar toegetakeld achter gelaten op straat. Van het meeste letsel is het slachtoffer goed hersteld, maar nog niet volledig. Het geweld heeft op hemzelf en zijn gezin een grote impact. Het slachtoffer is nog steeds onder behandeling en ook zijn gezinsleden volgen therapie. De rechtbank heeft bewondering voor de manier waarop het slachtoffer en zijn echtgenote zich hebben opgesteld richting de verdachten. Zij hebben met hun houding een opening geboden aan de verdachten. De verdachten hebben die kans gegrepen. Zij hebben alle vijf ter zitting en daarbuiten hun oprechte excuses aangeboden en direct ook de gevorderde schadevergoeding betaald. De rechtbank heeft oog voor de verantwoordelijkheid die de verdachten hiermee hebben genomen voor hun daden.
De verdachten hoeven na de vijf maanden die ze al gevangen hebben gezeten, niet terug naar de gevangenis. Ze krijgen jeugddetentie, variërend van 300 dagen tot een jaar, waarvan een deel voorwaardelijk. Als ze mee blijven werken met de reclassering en zich houden aan de voorwaarden, waaronder coaching, naar school gaan en een avondklok en als ze de komende twee jaar niet weer een strafbaar feit plegen, hoeven ze niet terug naar de jeugdgevangenis.
De rechtbank legt geen aanvullende taakstraffen op, omdat dit geen pedagogische meerwaarde heeft. Het is van belang dat de verdachten zich volledig kunnen richten op school, werk en de begeleiding door de coach en de jeugdreclassering.