De rechtbank vindt dat voor alle drie de verdachten een deels voorwaardelijke celstraf op zijn plaats is. In het geval van de 19-jarige verdachte past de rechtbank na advies van deskundigen het adolescentenstrafrecht toe. Volgens deze deskundigen lijkt de verdachte niet goed in staat om de risico’s van zijn gedrag goed in te schatten. De verdachte is volgens hem nog beperkt zelfstandig en afhankelijk van structuur en zorg. Hij is op dit moment opgenomen in een GGZ-instelling, waar hij van de rechtbank voorlopig nog moet blijven. Ook heeft de rechtbank aan hem nog andere voorwaarden opgelegd waar hij zich aan moet houden.
In het geval van de 23-jarige verdachte weegt de rechtbank mee dat hij eerder voor een vermogensdelict is veroordeeld en dat hij verminderd toerekeningsvatbaar is door psychische stoornissen. Daarom legt de rechtbank ook hem enkele voorwaarden op, zoals opname in een zorginstelling na afloop van zijn celstraf.
In het geval van de andere 23-jarige verdachte weegt de rechtbank mee dat hij slechts de vluchtauto heeft bestuurd. Hij nam zelf niet deel aan de pogingen tot overval, maar hij is wel medeplichtig aan wat er is gebeurd. Ook hij moet zich na zijn celstraf houden aan enkele voorwaarden, zoals een verplichting om deel te nemen aan een training cognitieve vaardigheden.