Uit het onderzoek bleek dat de vrouw de moord zorgvuldig heeft gepland en voorbereid. Ruim voor de fatale datum heeft zij, met hulp van de medeverdachte, een vuurwapen met bijbehorende munitie aangeschaft. De medeverdachte is met haar in zijn auto naar Beverwijk gereden om het wapen te bestellen en is het daar later met haar gaan ophalen. Dit wapen heeft de vrouw thuis bewaard. Beide verdachten hebben zich daarmee schuldig gemaakt aan verboden wapenbezit. Enkele dagen voor de moord heeft de vrouw met het slachtoffer een afspraak gemaakt om hem op 12 april thuis te bezoeken, op Eerste Paasdag. Die dag is zij, met zwart geverfd haar, op de fiets naar de woning gegaan waar het slachtoffer sinds kort alleen woonde.
Nadat zij haar echtgenoot had gedood, heeft zij met zijn telefoon een bericht gestuurd naar haar eigen telefoon die zij thuis had gelaten. De medeverdachte heeft daarop, zoals van tevoren was afgesproken en voorbereid, met de telefoon van de verdachte geantwoord om zo een alibi aan de verdachte te verschaffen. Nadat zij thuis was gekomen, heeft de vrouw eerst gedoucht om de verf uit haar haar te wassen en is zij vervolgens met de medeverdachte in de auto op pad gegaan om zich van het moordwapen en de bij het misdrijf gedragen kleding te ontdoen.