Om te beoordelen of een de natuurvergunning noodzakelijk is, moet de rechtbank een vergelijking maken tussen de gevolgen van het bestaande project in de uitgangssituatie en de gevolgen van het project na wijziging of uitbreiding. Alleen als de gevolgen van het project na wijziging of uitbreiding minder nadelig zijn voor het Natura 2000-gebied dan in de toegestane situatie op de uitgangsdatum, is geen natuurvergunning nodig.
De rechtbank oordeelt dat Gedeputeerde Staten niet goed hebben gemotiveerd waarom in dit geval geen natuurvergunning nodig is. De rechtbank oordeelt dat niet kan worden vastgesteld wat de toegestane situatie op 10 juni 1994 was. Daardoor kan ook niet worden gesteld dat de activiteiten waarvoor nu een vergunning wordt gevraagd minder nadelige gevolgen hebben voor het Natura 2000-gebied ten opzichte van de uitgangssituatie. De beslissing van Gedeputeerde Staten kan volgens de rechtbank niet in stand blijven.
Dat geldt ook voor de beslissing van Gedeputeerde Staten om niet handhavend op te treden. Omdat deze beslissing is gebaseerd op het standpunt dat er geen natuurvergunning nodig is, kan ook deze beslissing niet in stand blijven. De rechtbank draagt Gedeputeerde Staten op om opnieuw te beoordelen of OLAM voor de bedrijfsvoering van de hele fabriek een natuurvergunning nodig heeft. En ook op het verzoek om handhavend op te treden moet Gedeputeerde Staten opnieuw beslissen.