Het verkeersstrafrecht is complex. Een kleine onoplettendheid kan verschrikkelijke gevolgen hebben terwijl een grove verkeersfout zonder slachtoffer kan aflopen. De rechter moet altijd onderzoeken hoe zwaar de verkeersfout is. De rechter moet daarbij oorzaak en gevolg scheiden, wat op onbegrip kan stuiten, zeker als er een dodelijk slachtoffer is. Voor de bewezenverklaring is echter niet het letsel of de dodelijke afloop bepalend maar de mate waarin een verwijt aan de veroorzaker kan worden gemaakt.
In deze zaak vindt de rechtbank bewezen dat de man onverantwoord hard heeft gereden, waardoor hij niet meer op tijd kon stoppen. Bovendien vindt de rechtbank dat hij bij het naderen van de kruising zijn snelheid had moeten aanpassen; hij was ter plaatse bekend, wist dat daar een fietsersoversteekplaats was en het was bovendien al donker. De rechtbank oordeelt dat het rijgedrag van de man niet valt onder de zwaarste schuldgradatie roekeloosheid, die grenst aan opzet. Wel heeft de man ‘aanmerkelijk onvoorzichtig en onoplettend’ gereden.